Richt je verlangens en word innerlijk vrij

R

Abraham J. Heschel was een van de belangrijkste rabbijnen van de twintigste eeuw. De onderstaande tekst komt uit het boekje De Sabbat [1].

Innerlijke vrijheid

Niets is moeilijker te onderdrukken dan de wil om de slaaf te zijn van je eigen kleinzieligheid. Voor zijn innerlijke vrijheid moet de mens moedig, onophoudelijk en zonder drukte vechten. Innerlijke vrijheid is alleen mogelijk, wanneer je zowel vrij bent van overheersing door dingen als van overheersing door mensen. Er zijn veel mensen die een hoge mate van politieke en sociale vrijheid verworven hebben, maar slechts heel weinigen zijn niet aan dingen verslaafd.

Dit is ons voortdurende probleem: hoe met mensen te leven en vrij te blijven, hoe met dingen te leven en onafhankelijk te blijven. Op een ogenblik van eeuwigheid, met de verlossing nog vers in het geheugen van de vroegere slaven, werden de Tien Woorden, de Tien Geboden, aan het volk Israël gegeven. In zijn begin en in zijn einde behandelt de Decaloog de vrijheid van de mens.

Vrijheid en de Tien geboden

Het eerste Woord – Ik ben de Heer, uw God, die u uit Egypte, uit de slavernij, heeft bevrijd – brengt hen in herinnering dat hun uiterlijke vrijheid hen door God gegeven werd, en het tiende Woord – Zet uw zinnen niet op iets van een ander – brengt hen in dat ze hun innerlijke vrijheid zelf moeten verwerven. Wanneer wij vandaag bijzondere aandacht op een woord willen vestigen, onderstrepen we het of zetten we het cursief. In de oude literatuur wordt nadruk gelegd door onmiddellijke herhaling.

Van alle Tien Geboden wordt er maar één tweemaal verkondigd, de laatste: ‘Zet uw zinnen niet op… Zet uw zinnen niet op’. Kennelijk werd het herhaald om zijn buitengewone gewicht te onderstrepen. (…) Wij weten dat de hartstocht niet overwonnen kan worden door een decreet. Daarom zou het tiende gebod zo goed als zinloos zijn als het ‘gebod’ voor de sabbatdag niet bestond waaraan ongeveer een derde van de tekst van de Decaloog is gewijd en die een samenvatting is van alle andere geboden.

Nieuw verlangen

Wij moeten proberen een verband tussen de beide ‘geboden’ te vinden. Zet je zinnen niet op iets dat aan je naaste toebehoort. Ik heb je iets gegeven dat aan Mij toebehoort. Wat is dat? Een dag.

Het jodendom probeert de zienswijze aan te moedigen die het leven beschouwt als een bedevaart naar de zevende dag. Het verlangen naar de sabbat gedurende alle dagen van de week is een wijze van verlangen naar de eeuwige sabbat tijdens alle dagen van ons leven. Het probeert het verlangen naar dingen in de ruimte te vervangen door het verlangen naar dingen in de tijd en de mens te leren tijdens alle dagen van de week naar de zevende dag te hunkeren. God zelf zette Zijn zinnen op deze dag. Hij noemde haar ‘Hemdat Yamim’, een begeerlijke dag. Het lijkt alsof het gebod ‘Zet je zinnen niet op iets ruimtelijks’ nauw aansluit bij het onuitgesproken woord: ‘Zet je zinnen op dingen van de tijd’.


[1] Heschel, A.J. (1951/2006), De sabbat: zijn betekenis voor de moderne mens & Vernieuwing vanuit de traditie: een joodse visie op verbondenheid. Amsterdam: Uitgeverij Abraxas, pp. 92-93.

Over de auteur

Paul Schenderling

Geef een reactie

Recente berichten

Contact

Neem gerust contact op als je een vraag hebt, schrijf je in voor onze nieuwsbrief of progamma’s, of deel tips over eerlijke producten met een lange levensduur.